Als er een diepe veneuze thrombose en/of een pulmonaire embolie ontstaat, moet men absoluut vermijden dat de klonter groter wordt. Er bestaan verschillende geneesmiddelen waarmee het bloed vloeibaarder wordt en die beletten dat de thrombose zich uitbreidt.
In het hospitaal is
de beginbehandeling meestal Heparine. Dit geneesmiddel wordt via een infuus
intraveneus toegediend.
In sommige gevallen gebruikt men gemodifieerde heparines, dit zijn heparines
met een laag moleculair gewicht (Clexane®,
Fraxiparine® of Fragmin®). Ze worden onderhuids
toegediend. Aan een langdurig gebruik van
heparine zijn echter verschillende nadelen verbonden.
Er bestaan ook middelen die oraal kunnen ingenomen worden = orale anticoagulantia (Sintrom® ou Marcoumar®). Een regelmatige bloedafname om de doeltreffendheid van deze produkten te controleren is noodzakelijk. De bloedtest noemt men PT of PTT en wordt uitgedrukt in INR (International Normalized Ratio).
Deze anticoagulantia worden veelvuldig gebruikt o.a. na het vervangen van een hartklep, na een arteriële overbrugging in de benen, bij onregelmatige hartslag, na een diepe veneuse thrombose of een pulmonaire embolie .