Ieder jaar lanceert de internationale vereniging voor slaapgeneeskunde (WASM) een sensibiliseringscampagne ter gelegenheid van de internationale dag van de slaap (18/03/2016).
Het thema van dit jaar benadrukt de haalbaarheid van een goede nachtrust voor iedereen. Ter herinnering (cfr. dag van de slaap 2015), ongeveer één Belg op drie klaagt van een niet-verkwikkende slaap (1). Vandaar het belang van een correcte definitie van een ‘goede’ slaap. Want zoals verscheidene andere processen in ons organisme, is onze slaap jammer genoeg geen biologische functie die zich laat bedienen door middel van een simpele on/off knop.
De Belgische vereniging voor slaaponderzoek en slaapgeneeskunde (BASS) herinnert ons aan het bestaan van twee essentiële processen met betrekking hiertoe. Ten eerste zijn er interindividuele verschillen met betrekking tot de slaapbehoefte en het aanpassingsvermogen. Ten tweede bestaat de behandeling van de twee frequentste slaapstoornissen, met name insomnie en circadiane ritmestoornissen, in eerste instantie uit een niet-medicamenteuze aanpak, waarbij de motivatie en de inspanningen van de patiënt een belangrijke rol spelen. In het bijzonder voor de behandeling van chronische insomnie, of ook wel langdurige slapeloosheid. Ter illustratie vereist de therapeutische aanpak aan de hand van cognitieve gedragstherapie (‘slaaptraining’) niet alleen een actieve participatie van de patiënt, maar dient deze tevens ook aangepast te worden aan de interindividuele verschillen.
Met betrekking hiertoe hebben Belgische onderzoekers van de VUB (Vrije Universiteit Brussel) in samenwerking met het UVC Brugmann (ULB/VUB) recentelijk de vinger gelegd op belangrijke verschillen in de tolerantie en flexibiliteit naar veranderingen van ons dag-nachtritme, evenals onze geschatte slaapbehoefte. In een steekproef van 752 mensen tussen 18 en 83 jaar, die geen gewijzigde subjectieve slaapkwaliteit noch een overmatige slaperigheid overdag rapporteerden, werd een grotere flexibiliteit van onze biologische klok geassocieerd met het mannelijke geslacht en mensen die van nature eerder avondtypes zijn (2). Deze resultaten, die werden gepubliceerd in het prestigieuze tijdschrift ‘Chronobiology International’, toonden eveneens aan dat personen met een grotere circadiane flexibiliteit zich significant minder slaperig voelden in verschillende scenario’s van slaapdeprivatie (2).
Zodoende lijkt een ‘goede’ slaap medisch gezien toegankelijk voor een groot deel van de patiënten en vermoedelijk voor het merendeel van de individuen zonder formele slaapstoornis, op voorwaarde dat er rekening wordt gehouden met de bestaande beperkingen en dat er aldus compromissen worden gesloten. Het lijkt dus vanzelfsprekend dat onze biologische en psychologische verschillen, evenals onze respectievelijke levenscontext, een beslissende rol zullen spelen in het nastreven van dit doel.
Voor meer informatie : Dr Johan NEWELL & Dr Olivier MAIRESSE, Slaaplabo & Eenheid voor Chronobiologie (U78). Tel +32 (0)2 477.25.54.